Versailles, totaalkunstwerk
Centrum van de macht
- Zoals paus Julius II Rome had gemoderniseerd, liet Lodewijk XIV in
en om Parijs vorstelijke gebouwen verrijzen: het Loeuvre, de Tuilerieën
(park voor het volk), de Dôme des Invalides (voor de soldaten),
en uiteindelijk buiten Parijs het paleis van Versailles. Het tamelijk
bescheiden jachtslot van zijn vader werd uitgebreid tot het grootste
paleis ter wereld. Lodewijk reisde weinig, dus het paleis moest het
symbolische centrum van de wereld
worden. Het complex groeide uit tot een paleisstad met 20.000 inwoners,
waaronder 1200 edelen met hun gezin en 4800 bedienden.
Het was tot in de kleinste details een uitdrukking van de grootsheid,
waardigheid en goede smaak van de koning. Architecten, schilders,
beeldhouwers, tuinarchitecten, tapijtwevers en meubelmakers werkten
er bijna vijftig jaar aan. Het paleis stond model voor de andere hoven
in Europa, onder meer dat van tsaar Peter de Grote in St. Petersburg.
-
Charles le Brun kreeg de artistieke leiding over
de bouw en inrichting. Le Brun was ook al eerste hofschilder en hoofd
van de koninklijke Academie voor schilder- en beeldhouwkunst. Hij
richtte in Parijs een fabriek op, op het terrein van de wolweverij
van de familie Gobelin. Een groot aantal particuliere
werkplaatsen werden daar samengebracht om kunst- en gebruiksvoorwerpen
te maken voor de koninklijke paleizen: meubels, tapijten, klokken,
luchters, kandelaars, serviezen. De fabrieksnaam Gobelin kreeg de
betekenis van ‘wandtapijt’.
- Le Brun had de opdracht één samenhangende stijl
voor het paleis en de inrichting te bedenken. Dat werd een
stijl die de grootse uitstraling van de barok had, maar wat voornamer,
evenwichtiger was en minder dramatisch dan de Italiaanse barok. Persoonlijke
expressie van kunstenaars paste niet in deze ‘staatskunst’.
Deze Franse, nationale variant op de barok heet Style Louis
XIV. Vergelijk deze eens met de kenmerken van de Italiaanse
barok:
— De Franse hofkunst berust wat minder op ‘actiescènes’
en climaxen, maar is wel beweeglijk: mensen staan vaak
in actieve houdingen. De compositie is klassieker en symmetrischer
dan in de Italiaanse Barok. Dat geldt vooral ook voor de tuinen van
Versailles, die de heerschappij over de natuur symboliseren.
— Er is een nadruk op het monumentale en imponerende,
met veel aandacht voor detail en reliëf. Vooral
bij meubels en de decoratie van zalen, maar ook in de stofuitdrukking
van bijvoorbeeld portretten.
— Op de gezichten staat weinig expressie of emotie
te lezen. De kunst was er niet om de kijker te beroeren, maar om de
goddelijke status van de koning te onderstrepen. De koning zelf werd
vaak geportretteerd in een statische, waardige houding, die kracht,
moed en minzaamheid moest uitdrukken. Vaak werd Lodewijk allegorisch
afgebeeld: als Jupiter (oppergod) of Apollo (god van het licht). Altijd
heeft hij de attributen van zijn koningschap in de buurt: een scepter,
hermelijnen mantel, een middeleeuwse wapenrusting.
— Versailles is het mooiste voorbeeld van de integratie van kunstdisciplines.
- Versailles was het decor voor het ingewikkelde hofprotocol
waar alle edelen en bedienden zich aan moesten houden. Wie door het
paleis liep, werd overal omgeven door schilderingen, gobelins en reliëfs
met overwinningen van de koning. Veel daarvan hadden de mythologische
verhalen rond Apollo als onderwerp. Apollo
was de god van het licht, maar ook van de orde, het verstand, de wetenschap
en de kunst (de muzen waren zijn assistentes).
- Het symmetrische ontwerp van het paleis werd doorgezet in de tuinaanleg.
Helemaal in het centrum van het totaalontwerp lag de ontvangstkamer
van Lodewijk. Ook in thematisch opzicht vormen paleis en tuin een geheel.
Overal staan beeldengroepen en fonteinen die mythologische verhalen
in verband brengen met de macht van de koning, zoals de Apollo-fontein.
De boodschap is duidelijk: de kunstige, Franse baroktuin geeft de overwinning
weer van de mens op de ongecultiveerde natuur. Dat
gold natuurlijk ook voor de geaffecteerde (overdreven, onnatuurlijke)
manieren, pruiken en dansen aan het hof.
Top
Terug
|